Achteruitvaren met de Ebenhaëzer
Achteruitvaren met de Ebenhaëzer is veel lastiger dan voorruit varen. Dit is je roer niets doet als je nog geen (achterwaartse) snelheid hebt. Daarnaast is achteruit het schroefeffect veel sterker. Verschillende situaties en opties worden beschreven:
Roerassistent
Bij achteruitvaren komen er grote krachten op de helmstok. Laat iemand anders de helmstok vast houden, zodat je zelf bij de gashendel staat. Als de roerassistent begint te klagen over het zware werk, dan is het verstandig wat gas af te nemen. Ook een kleiner roerhoek verkleint de kracht. Laat je roerassistent nooit achter de helmstok staan, want dan kan hij overboord gegooid worden als de krachten toch te groot worden. Een heup achter de helmstok plaatsen werkt prima, zolang de assistent er maar snel achterweg kan komen. Lijnen horen niet nodig te zijn bij het vast houden van de helmstok, je bent dan eigenlijk te lomp bezig.
Als je toch onverhoopt is weggeklapt, kun je het schip beter weer stil leggen door voorruit gas te geven. Hierdoor kun je de weggeklapte helmstok eenvoudiger weer aan boord trekken.
Wind op de kont
Geef stevig gas achteruit en compenseer het schroefeffect door de helmstok naar bakboord te plaatsen. In het begin zal het schroefeffect veel sterker zijn dan je roerwerking, omdat er nog geen snelheid is. Als die achterwaartse snelheid er wel is kan je minder gas gaan geven zodat je minder last krijgt van schroefeffect. Als je snelheid nog groter wordt, wint je roer het van het schroefeffect en kun je weer meer gas of minder roer geven. Over de kop van het schip hoef je, je geen zorgen te maken. Deze zal mogelijk wat heen en weer bewegen, maar zal altijd terugwaaien.
Wind op de kop
Achteruitvaren met wind op de kop is een stuk lastiger dan achteruit met wind op de kont, omdat je kop weg kan waaien. Door het schroefeffect draait je kont naar bakboord waardoor je kop wind begint te vangen en naar stuurboord gaat waaien. Dit kun je voorkomen door, voordat je begint met achteruitvaren een klein hoekje met de wind te maken over bakboord. Je kunt nu met gas en roer spelen zodat je hoek met de wind niet te groot wordt. Als je kop toch dreigt weg te waaien geef dan gas voorruit met veel roeruitslag, zodat je weer in de wind ligt. Als je kop ver is weggewaaid, heb je zelfs een zwaard nodig om je schip weer in de wind te krijgen.
Halve wind
Halve wind achteruitvaren is nog lastiger, want je kop waait per definitie weg. Als er stevig wind staat is het praktisch onmogelijk. Gelukkig is het in havens vaak luw. Zorg dat je het achteruitvaren inzet aan de hoge kant van het vaarwater. (Als de wind van bakboord komt moet je wel ruimte aan de hoge kant van de kont houden vanwege het initiële effect van het schroefeffect.) Geef stevig gas achteruit zodat je schip achterwaartse snelheid krijgt en je roer weer werkt. Neem gas af, zodat je schroefeffect kleiner wordt je probeer je kont bij de hoger wal te houden door te spelen met roer en gas. Als je kop te ver is gaan waaien en dicht bij de lagerwal is gekomen, geef dan gas voorruit en plaats het schip weer aan de hogerwal. Gebruik waar mogelijk korte klappen met veel gas en helmstok boven het kleine boldertje.
Krachten
In elke van de drie hierboven beschreven situaties moet er een evenwicht gevonden worden tussen 4 krachten op het schip:
- Schroefeffect afhankelijk van de hoeveelheid gas
- Roer afhankelijk van de helmstokstand en de snelheid door het water
- Wind afhankelijk van de kracht van en hoek met de wind
- Zwaard wordt beschreven in de volgende sectie
Draai
Soms lukt het niet om alle krachten in evenwicht te krijgen. Naast dat je schip dan niet recht achteruitvaart, gaat het draaien. In feite zet je een soort stuurmanszwaai in. Je raakt alle controle over de kop van je schip kwijt. Haal deze ongewenste draai dan weer uit je schip met een klap voorruit.
Draai tip
Het kan handig zijn om je schip een zwaai naar bakboord te laten maken, juist voordat je het achteruit varen inzet. Je schroefeffect zal deze draai compenseren en als je achterwaartse snelheid hebt ontwikkeld en je roer weer werkt, heb je precies geen draai meer in je schip.
Zwaard
Zwaarden kunnen 4 effecten hebben bij het achteruitvaren (sommigen zijn tegengesteld):
- Ze gaan zijwaartse beweging tegen naar lij (verlijeren)
Dit effect gebruik je door een lij zwaard te gooien. Dit werkt alleen als je niet te veel zwaard gooit en het zwaard niet of nauwelijks gaat wijken. Dit effect werkt al als je langzaam vaart, omdat de wind je moeilijker opzij kan drukken. Het profiel is verkeerd, dus heeft nauwelijks of geen verloeverend effect.
- Ze trekken het schip opzij omdat ze onder een hoek staan
Hiervoor gebruik je een loefzwaard en moet je zwaard juist veel wijken. Je zwaard schept water en trekt het naar loef. Het werkt beter naarmate je harder vaart
- Ze verplaatsen het draaipunt van het schip
Hierdoor gaat je kop minder zwiepen en als je met voorruit gas de draaibeweging uit het schip wilt halen is je draaicirkel kleiner.
- Ze hebben weerstand in het water
Dit effect is ook handig te gebruiken. Omdat je schroef in het midden zit en het zwaard aan de zijkant creëer je een koppel. Als je je stuurboordzwaard gooit gaat je kop naar bakboord draaien, als je je bakboord zwaard gooit, draait je kop naar stuurboord. Hiermee kan je dus je schroefeffect verzwakken of versterken. Om het schroefeffect te verzwakken op de EH moet je je stuurboord zwaard gooien. Voor dit effect moet je zwaard zo veel mogelijk wijken, want dan remt hij veel en hoe meer snelheid hoe sterker het koppel.
Lij- of Loefzwaard
Er is discussie over het feit of je beter je lijzwaard of je loef zwaard kunt gooien. Als je een bijna voor de wind of bijna tegen de wind in of als je langzaam wilt of moet varen, lijkt een lijzwaard handiger. Bij harde halve wind kun je kiezen tussen je lij of je loef zwaard. Je lijzwaard zorgt voor het weerstand en creëert een koppel die je naar loef trekt, je loefzwaard schept water en trekt je ook naar loef. Het lijzwaard heeft ook als voordeel dat je bij een voorwaartse klap om je schroefeffect te compenseren minder zijwaartse snelheid opbouwt.
Verticaal of ondiep
Een loefzwaard moet relatief ondiep gegooid worden, hierdoor kan het goed wijken en maximaal scheppen. Een lijzwaard kan wel diep, omdat het er dan meer zijwaartse beweging voorkomt.
Extra opties
- Een koplijn zorgt ervoor dat je kop niet kan waaien en maakt de manoeuvre veel eenvoudiger. Het leggen en verplaatsen van de lijn kost natuurlijk wel tijd en moeite.
- Met een vaarboom kun je het waaien van de kop ook voorkomen. Hiervoor moet het vaarwater niet te diep zijn en er voldoende mankracht beschikbaar zijn. Deze methode is niet heel betrouwbaar en zou eigenlijk slechts als pretmanoeuvre moeten worden gebruikt.
Stroming
Stroming compliceert de manoeuvre. Stroming op de kont is erg lastig, omdat je erg veel gas nodig hebt om de stroming dood te varen. Hierdoor heb je veel last van je schroefeffect welke met gas voorruit weer gecompenseerd moet worden. Netto ga je nauwelijks achteruit en misschien wel voorruit. Stroming op de kop is prettiger, omdat je roer het altijd blijft doen, zelfs als je ten opzichte van de bodem stil ligt. Daarnaast stroom je natuurlijk vanzelf achteruit.