Voorrang
In het BPR is geregeld hoe voorrang op het water werkt. Deze regels gelden in heel Nederland behalve op een aantal grote rivieren, de Eems-Dollard en de Westerschelde, dus ook in Friesland, op het IJsselmeer en op de Waddenzee. De belangrijkste regels zijn de volgende:
Een klein schip (minder dan 20 meter) wijkt voor grote schepen en beroepsvaart. Verleen dus altijd voorrang aan bijvoorbeeld veerboten, ook als deze korter zijn dan 20 meter.
Een schip dat stuurboordzijde van het hoofdvaarwater aanhoudt dient voorrang te krijgen van schepen die het hoofdvaarwater op willen varen. In het geval dat een groot schip het hoofdvaarwater op wil varen vanuit een nevenvaarwater dient een klein schip deze medewerking te verlenen.
In het geval van kruisende koersen, waar geen van beide stuurboordwal vaart dient een klein motorschip voorrang te verlenen aan een klein zeilschip, wat ook voorrang moet krijgen van een door spier voortbewogen schip, zoals een kano of roeiboot.
Kleine motorschepen verlenen bij kruisende koersen voorrang aan het schip dat stuurboord opvaart.
Een klein zeilschip met zeilen over bakboord dient voorrang te krijgen van een schip met zeilen over stuurboord.
Bij kleine zeilschepen met zeilen over dezelfde boeg dient het loefwaartse schip voorrang te verlenen aan het lijwaartse schip.
Bij het uitvaren van een haven of opvaren van nevenvaarwater dienen andere vaarweggebruikers niet gedwongen te worden koers plotseling sterk te wijzigen.