Getij
Het getij is de een golf veroorzaakt door de maan en de zon met een periode van ongeveer een halve dag.
Termen die met het getij te maken hebben:
- Hoogwater is het tijdstip waarop het waterpeil maximaal is.
- Laagwater is het tijdstip waarop het waterpeil minimaal is.
- Eb is een periode van ongeveer 6 uur, wanneer de waterstand daalt. Ook wordt hiermee de getijdestroom in deze periode aangeduid.
- Vloed is een periode van ongeveer 6 uur, wanneer de waterstand stijgt. Ook wordt hiermee de getijdestroom in deze periode aangeduid.
- Rijzing is de hoeveelheid water boven het reductievlak op een bepaald moment
- Verval is het verschil tussen laagwater en hoogwater.
- Springtij is het moment waarop de zon en maan elkaar versterken. Het hoogwater is dan extra hoog en het laagwater is dan exta laag.
- Doodtij is het moment waarop de zon en maan elkaar tegenwerken. Het hoogwater is dan niet zo hoog en het laagwater is niet zo laag.
- Reductievlak of referentievlak is het niveau waar de diepte als 0 is gedefineerd.
- LLWS is een reductie vlak, gebaseerd op het Laagste Laag Water bij Spring.
- LAT is een reductie vlak, gebaseerd op het Lowerst Astromical Tide. Een van de laagste berekende laagwaters per jaar.
- Vallend water is een synoniem voor eb
- Kentering is het tijdstip iets na hoogwater en laagwater waarop het water stil staat en er dus geen stroom is. Dit moment is plaatsafhankelijk. Naarmate je verder landinwaarts komt, van het zeegat af, wordt het tijdsverschil tussen hoog- of laagwater en de kentering kleiner. In de Oosterschelde is dit heel duidelijk te zien. Bij de stormvloedkering is de kentering ongeveer een uur na hoogwater. Achterin de oosterschelde, bij Yerseke, is de kentering vrijwel op het zelfde moment als hoogwater.