Wind tegen stroom
Dit is een verzamelnaam voor verschijnselen die optreden wanneer de richting van wind en stroming tegengesteld zijn, en de golven daardoor steil en hoog worden.
Op open water
Het simpelste effect treedt ook op op open water. De windsterkte wordt gemeten t.o.v. het land. Wat je merkt is echter het snelheidsverschil tussen lucht en water. Gaat het water met 2 knoop naar loef, dan is de windsnelheid 2 knoop meer. 6 uur later is de windsnelheid 2 knoop minder. Het totale verschil is dan 4 knoop. Dit is een verschil van ongeveer 1 beaufort. Daardoor neemt de golfhoogte ook toe.
In het zeegat
Wanneer golven vanaf zee een zeegat naderen, en het is eb, dan worden ze hoger en steiler. Is de stroomsnelheid in het zeegat 2 knoop (=1 m/s), en de diepte 10 meter, dan is de snelheid van de golven door de stroming afgenomen van 10 m/s naar 9 m/s. De golflengte is dan met een factor 0.1 afgenomen, en de hoogte is met een factor 0.1 toegenomen. De steilheid van de golven is met een factor 0.2 toegenomen. Dit is significant, aangezien golven bij enigszins stevige zeegang al bijna breken in een zeegat. Wanneer je met NW7 op de eb de Stortemelk door vaart, moet je rekenen op een paar brekers in de kuip. Met de vloed is er waarschijnlijk niets aan de hand, hoewel het een heftige tocht zal zijn.
In een geul
Golven hebben in het midden van een geul de volle stroom tegen. Aan de randen stroomt het water veel langzamer. Hierdoor buigen de golven af naar het midden. Golven die over de hele breedte van de geul ontstaan, komen in het midden uit, en kunnen daar constructief interfereren. Het gevolg is dat in het midden van de geul veel hogere golven voorkomen.