Spinnakeren
Spinnakeren is het gebruiken van de spinnaker. Spinnakeren doe je op een spinnakerkoers; van halve wind tot voor de wind. Aan een spinnaker zit de spinnakerboom en nog wat bedieningslijntjes. Goed spinnakeren is dus vooral een kunstje dat je moet leren door het gewoon te doen.
Een paar aanwijzingen kunnen helpen:
- Wat je continu doet, net als net de fok, is de schoot vieren tot het zeil nog net goed staat. Dan haal je de schoot wat aan. In het geval van een spinnaker, vier je de lijschoot.
- Wanneer de lijschoot te veel gevierd is, krult het voorlijk om. Je trekt dan snel de lijschoot iets aan. Het idee is, dat je de schoot zo snel aantrekt, dat de lucht ongeveer op de zelfde plek blijft en het zeil daar doorheen getrokken wordt. Je trekt het zeildoek dan weg van de positie waar het ongekruld is.
- Het voorlijk moet over de gehele lengte gelijktijdig invallen. Dit kan je regelen met de boomhijs. Valt het voorlijk eerst boven in, dan moet de boom lager en vice versa. De neerhouder trek je daarna strak.
- De boom moet ongeveer loodrecht op de wind staan, zo heeft die het meeste effect. Wanneer je voor de wind vaart, is het belangrijke de spinnaker recht naar voren te laten trekken. Dit alles regel je met de loefschoot
- Gaat de boot slingeren op een voor de windse koers, dan kan je dat vaak tegengaan door achter de spinnaker aan te sturen. Zorg er voor dat de spinnaker altijd recht voor je boot zit, niet door de spinnaker te veranderen, maar met je koers.
- Helaas, meer leuke lijntjes om mee te spelen heeft een spinnaker meestal niet. Soms zit op iedere schoot nog een barberhauler. Daarmee regel je de hoek waaronder aan de spi wordt getrokken. De loefschoot zet je altijd laag, want de boomhijs regelt de hoogte. De lijschoot kan je gebruiken om de twist te regelen.