Voorzichtigheidsbeginsel: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 3: | Regel 3: | ||
Omdat je niet altijd weet of kosten ook daadwerkelijk gemaakt worden, hoe groot ze zijn, of van welke aard, kunnen vermoedde kosten niet altijd direct [[debiteren|gedebiteerd]] worden op de juiste [[grootboekrekening]]. Om de vermoedde kosten toch te kunnen boeken, wordt een gedebiteerd op een [[schulden|passief]] waarin voorziene, maar nog niet volledig bekende kosten in worden bijgehouden. Deze grootboekrekening heet '''voorzieningen'''. Het gebruik van voorzieningen is dus een direct gevolg van het voorzichtigheidsbeginsel. | Omdat je niet altijd weet of kosten ook daadwerkelijk gemaakt worden, hoe groot ze zijn, of van welke aard, kunnen vermoedde kosten niet altijd direct [[debiteren|gedebiteerd]] worden op de juiste [[grootboekrekening]]. Om de vermoedde kosten toch te kunnen boeken, wordt een gedebiteerd op een [[schulden|passief]] waarin voorziene, maar nog niet volledig bekende kosten in worden bijgehouden. Deze grootboekrekening heet '''voorzieningen'''. Het gebruik van voorzieningen is dus een direct gevolg van het voorzichtigheidsbeginsel. | ||
N.B.: Het totaal van de voorzieningen moet aangehouden worden in [[liquide middelen]], bovenop de liquide middelen die nodig zijn voor andere zaken. De [[opbrengsten]] van Euros komen pas aan het einde van het boekjaar. De [[kosten]] en [[ | N.B.: Het totaal van de voorzieningen moet aangehouden worden in [[liquide middelen]], bovenop de liquide middelen die nodig zijn voor andere zaken, om de [[liquiditeit]] van de vereniging te waarborgen. De [[opbrengsten]] van Euros komen pas aan het einde van het boekjaar. De [[kosten]] en [[vervangingsinvesteringen]] komen in het [[klusseizoen]] en aan het begin van het [[vaarseizoen]], aan het begin van het boekjaar. Daarom moet het totaal van liquide middelen minimaal gelijk zijn aan de som van de voorzieningen, en de begrote kosten van dat jaar. | ||
[[categorie:boekhouding]] | [[categorie:boekhouding]] |
Huidige versie van 17 okt 2007 om 22:02
Het voorzichtigheidsbeginsel is een richtlijn voor goed boekhouden. Door een te optimistische voorstelling van de financiële stand van zaken kan de vereniging in de problemen komen. Door een te pessimistische voorstelling niet. Daarom dient de boekhouder er voor te zorgen dat vergissingen niet tot slecht onderbouwd optimisme kunnen leiden. Daarom worden opbrengsten pas geboekt wanneer die gerealiseerd zijn, en worden kosten geboekt zodra deze vermoed worden.
Omdat je niet altijd weet of kosten ook daadwerkelijk gemaakt worden, hoe groot ze zijn, of van welke aard, kunnen vermoedde kosten niet altijd direct gedebiteerd worden op de juiste grootboekrekening. Om de vermoedde kosten toch te kunnen boeken, wordt een gedebiteerd op een passief waarin voorziene, maar nog niet volledig bekende kosten in worden bijgehouden. Deze grootboekrekening heet voorzieningen. Het gebruik van voorzieningen is dus een direct gevolg van het voorzichtigheidsbeginsel.
N.B.: Het totaal van de voorzieningen moet aangehouden worden in liquide middelen, bovenop de liquide middelen die nodig zijn voor andere zaken, om de liquiditeit van de vereniging te waarborgen. De opbrengsten van Euros komen pas aan het einde van het boekjaar. De kosten en vervangingsinvesteringen komen in het klusseizoen en aan het begin van het vaarseizoen, aan het begin van het boekjaar. Daarom moet het totaal van liquide middelen minimaal gelijk zijn aan de som van de voorzieningen, en de begrote kosten van dat jaar.